RFID en de GS1 standaard
RFID staat voor Radio Frequency Identification. Door een chip met een artikelcode en serienummer op producten te plaatsen, kunt u dat product altijd en overal identificeren.
Hoe werkt RFID?
Op een kledingstuk wordt een tag aangebracht die gegevens kan uitzenden door radiogolven. Op deze tag staat een uniek identificatienummer dat alleen geldt voor dat specifieke item.
De tag vormt ook de sleutel naar andere informatie zoals de locatie, conditie en status van het kledingstuk. Deze gegevens worden opgeslagen in een externe database.
Waarom een standaard gebruiken?
De GS1 standaard zorgt ervoor dat de tags op producten door meerdere partijen gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld voor het uitwisselen van informatie en het vergroten van inzicht in de hele keten. Dit is vooral van belang in een multibrandomgeving.
Samenwerking wordt een stuk efficiënter als iedereen dezelfde taal spreekt. Bovendien dalen de kosten als steeds meer bedrijven de standaard gaan gebruiken.
GS1 standaarden voor RFID
- GS1 heeft met EPC (Electronic Product Code) een wereldwijde standaard voor RFID. De EPC standaarden geven aan waar de RFID tags en hardware als readers aan moeten voldoen en hoe gegevens uitgewisseld kunnen worden.
- De EPC code wordt gebruikt op een RFID-tag. Deze tags genereren veel data. Deze gegevens worden niet in de tag opgeslagen, maar wisselen bedrijven uit met behulp van de EPC-IS standaard, de standaard voor het delen van data.
- Een EPC tag is de sleutel tot informatie over het product. Een belangrijk onderdeel bij EPC is het serienummer, waardoor bedrijven aan ieder artikel een eigen unieke code toe kunnen kennen. Dit is het Serialised Global Trade Item Number( SGTIN): de GTIN plus een uniek product- of serienummer.
Meer weten? Lees op de website van GS1 Global meer over RFID & EPC.