29-7-2020

Circulariteit: financiële impuls, samenwerking en data nodig

Het omvormen van de huidige economie – gebaseerd op groei, kopen en wegwerpen – naar een circulaire economie is haalbaar. Het huidige businessmodel is echter nog altijd lineair en zolang de transitie vooral een financiële uitdaging is, zal die er nooit echt komen.

Circulariteit: financiële impuls, samenwerking en data nodig - Jan Merckx GS1 Over Circulariteit En Duurzaamheid

Wat betekent dat? Welke rol speelt GS1 in dat proces? “Samenwerken en productinformatie delen”, is het devies van Jan Merckx, innovatiemanager duurzaamheid GS1 Nederland. Jan Merckx stort zich namens GS1 Nederland in de wereld van duurzaamheid en circulariteit. Hij beschouwt Nederland als één van de voortrekkers binnen Europa. ”Rond duurzaamheid en circulariteit zie ik dat er mensen zijn die het anders willen én doen – zowel bottom-up als top-down.”

Zijn circulaire initiatieven nu haalbaar?

"Ja, want er wordt veel tijd en geld in gestoken. Maar intussen is het huidige businessmodel nog altijd lineair. Elementen als goedkoop produceren en grondstoffen verkrijgen, vormen nog altijd de basis. Er wordt door veel overheden en bedrijven onderzoek gedaan en getest, waarbij ook wordt bekeken welke elementen nodig zijn om de transitie naar circulair waar te maken. Het is vooralsnog een financiële uitdaging. Als dat niet verandert, zal die transitie er nooit echt komen. Stel dat er morgen geen polyester meer beschikbaar is vanuit de olieproductie – pas dan wordt men gedwongen een alternatieve grondstof te zoeken of polyester te gaan recycleren. Ik hoop dat we slim genoeg zijn om de juiste incentives in te zetten om die transitie sneller mogelijk maken.”

Transities beginnen vaak vanuit regelgeving. Hoe ver is Nederland op dat vlak?

“Er is een circulaire agenda voor verschillende sectoren. In Europa is Nederland sterk aanwezig om beleid te bepalen. Wanneer het beleidsplan er ligt, volgt de industrie. Eén sector waar het misschien sneller gaat dan de overheid zelf, is de bouwsector. Daar spelen transparantie en diversiteit een grote rol. Steden geven bijvoorbeeld aan dat ze bij bouwprojecten bepaalde materialen van afgebroken gebouwen willen hergebruiken. Dergelijke initiatieven worden hier publiek-privaat ondersteund, én dus ook vanuit de sector.

'Wat in de ene sector gebeurt, kan als voorbeeld dienen voor andere sectoren'

Zo’n circulair denkende sector zet daarbij iets in gang voor andere sectoren. Wat in de ene sector gebeurt, kan als voorbeeld dienen voor andere sectoren. Ondanks de verschillen, want materialen in de bouwsector hebben gemiddeld een lange levensduur, terwijl voedingsproducten juist heel kort op de markt zijn. Toch moet er veel meer worden samengewerkt tussen sectoren, want een reststof in de ene sector kan een grondstof zijn voor een andere. Het zal uiteindelijk meer bij elkaar komen, met steeds meer symbioseplatformen die vraag en aanbod van materialen bij elkaar brengen – per sector of over sectoren heen. Dat zien we nu al gebeuren en is mooi om te zien.”

Welke rol kan GS1 hierin dan precies vervullen?

“De kern van GS1 is altijd geweest om producten te identificeren. Over de afgelopen jaren is daarbij de uitwisseling van data steeds belangrijker geworden. In de lineaire wereld was het nog niet zo’n probleem, maar in de circulaire wereld moeten al die datastromen gemanaged worden. De vraag binnen GS1 is ook telkens: luister naar onze deelnemers, zorg voor de juiste standaarden en breng de juiste puzzelstukjes samen. GS1 evolueert mee met de behoeftes in de markt, met als doel een duurzame, efficiënte, transparante keten. Welke onderdelen zitten er in het product? Welke kunnen worden gerecycleerd?

We hebben barcodes om een product te identificeren. En we leggen productinformatie vast in datapools, waarin wordt beschreven wat de oorsprong en samenstelling is, en welke reparatie- en demontagemogelijkheden het heeft. Die data moet je met elkaar uitwisselen; de taal moet voor bedrijven aan beide kanten duidelijk zijn – je hebt daar een bepaalde semantiek voor nodig.

Een mooi voorbeeld is GS1 Digital Link, een nieuwe standaard die een sprong van het fysieke naar het digitale product maakt. Je leest het nummer af, gewoon via de barcode, waarmee je op internet de digitale tweeling van de barcode vindt, als paspoort voor je product. Met deze nieuwe standaard vergemakkelijken en bevorderen we de transparantie in de keten. Zo weet je bijvoorbeeld welke volgende toepassing de verpakking van het product nog kan hebben.”

Hoe implementeer je dat in de verschillende sectoren?

“We willen onze identificatiesleutels inzetten. De ene sector gebruikt barcodes, een andere een RFID-tag of een QR-code. Als een kledingstuk wordt weggegooid, is de barcode of RFID-tag er vaak al uitgeknipt, terwijl zo’n identificatiesleutel bij bouwproducten juist makkelijker bewaard blijft. Daarom is zo’n digitale tweeling zo’n mooie oplossing om alle productinformatie mee terug te vinden.

Maar, elke sector heeft zijn eigen uitdagingen. De levensmiddelensector concentreert zich op verpakkingen (die nu nog vaak single-used zijn) en voedselverspilling. In de kledingindustrie wordt recycleren steeds belangrijker, terwijl die sector nog helemaal niet transparant is. En electronics hebben net als in de modebranche te maken met producten met een steeds kortere levensduur. In een wereld waar technologie zo snel evolueert, is het uitdagend om de componenten die we erin stoppen opnieuw te benutten. We moeten de sectorspecifieke eigenschappen dus goed begrijpen.”

'Informatie moet vooral dynamisch, beschikbaar en betrouwbaar zijn. Je moet zo diep mogelijk weten wat de productsamenstelling is'

Welke data heb je verder nodig om circulair te kunnen zijn?

“Informatie van vandaag kan over vijf jaar totaal anders zijn. En uiteindelijk moet de informatie vooral dynamisch, beschikbaar en betrouwbaar zijn. Je moet zo diep mogelijk weten wat de productsamenstelling is. Voor een kledingstuk moet je weten welke vezels erin zitten, maar ook de kleurstoffen en hoe het verfproces heeft plaatsgevonden, om te weten of je het mechanisch of chemisch kunt recycleren. Al deze informatie breng je samen in een productpaspoort. Dit paspoort hou je up-to-date, minstens zolang het product gebruikt wordt.”

Trekt GS1 op dit uitdagende vlak niet een erg grote broek aan?

“GS1 is ooit ontstaan in het lineaire model voor het verbeteren van het proces aan de kassa. Als we enkel dat proces indekken, wat gebeurt er dan met al die materialen die al in de markt zitten? Om een voorbeeld te geven, met Technische Unie bekijken we het hergebruik van bepaalde materialen. De middelen om die materialen via een marktplaats weer aan te kunnen bieden zijn er, én wij kunnen het hele proces ondersteunen om ervoor te zorgen dat de juiste richtlijnen er zijn om met alle benodigde data alles in kaart te brengen.

Als de wereld steeds meer circulair wordt, moeten wij mee ontwikkelen en relevant blijven. Er liggen kansen om op een juiste manier met onze afvalstromen om te gaan en een nieuwe economie te bouwen.”